Rotterdam huisvest vanaf 1924 de Ford Motor Company of Holland. Het bedrijf verzorgt de import van personenauto’s en vrachtwagens van Ford die dan in Antwerpen worden gebouwd. Ford heeft dan al plannen om ook in Nederland auto’s te gaan bouwen. Het lijkt logisch om de auto’s ook in Rotterdam te produceren. Maar de havenstad loopt de nieuwe fabriek mis.

Foto: Wikipedia

T-Ford (foto: Harry Shipler op Wikipedia)

De Amerikaanse autobouwer Ford is in de jaren ’20 al een wereldmerk. Sinds Ford in 1913 de lopende band heeft uitgevonden zijn er al vele miljoenen Fords geproduceerd. Vooral Model T verkoopt goed. Ford bouwt ook in het buitenland fabrieken om aan de vraag te kunnen voldoen.

In 1922 komt Ford naar Antwerpen. De auto’s en vrachtauto’s die daar worden geproduceerd zijn ook bestemd voor Nederland. Al snel denkt Ford eraan om ook in Nederland Fords te gaan bouwen. En welke plaats is daar beter geschikt voor dan de havenstad Rotterdam?

Rotterdam
Op 1 februari 1924 start de Ford Motor Company of Holland in een kamer van het Rotterdamse Weimarhotel op de hoek van de Spaansekade en het Haringvliet. Er werken dan 4 mensen: een Amerikaan, een Ier, een stenotypiste en een verkoper. De activiteiten blijven beperkt tot het importeren van Fords uit Antwerpen.

Een maand later verhuist het bedrijf naar 3 loodsen aan de Van Helmondstraat. De Ford Motor Company biedt dan al werk aan 30 mensen. Ford huurt de ruimte van het bedrijf Van Berkels Patent dat weegschalen en snijmachines maakt. In de loodsen worden tractoren van Ford in elkaar gezet. De productie van auto’s blijft in Antwerpen.

Onderhandelingen
Als Van Berkel in 1928 de loodsen weer zelf nodig heeft, komt voor Ford het moment om te gaan zoeken naar een geschikte plek voor een autofabriek. De Ford-directie praat zowel met Rotterdam als Amsterdam. Rotterdam biedt het bedrijf voor weinig geld een stuk grond bij het Marconiplein. Ook belooft de gemeente om voor Ford een steiger te bouwen in de nabijgelegen Benzinehaven.

Verder regelt Rotterdam voor Ford een plek om alvast te starten. Gemeentewerken zet aan de Galvanistraat een hal neer die in 1928 was gebruikt voor de Nederlandse Nijverheid Tentoonstelling Nenijto. De tijdelijke plek staat pal naast de bouwlocatie aan het Marconiplein.

Alles bij elkaar kost het Rotterdam een flink bedrag om Ford binnen de stadsgrenzen te houden. Maar een meerderheid in de gemeenteraad vindt de kosten acceptabel omdat de Fordfabriek past in de plannen van de stad om van Rotterdam de doorvoerhaven van heel West-Europa te maken, zo schrijft de NRC op 21 januari 1929. Ook Ford is akkoord. Het bedrijf blijft in Rotterdam.

Bouw
Het duurt nog tot begin 1930 voordat aan het Marconiplein de eerste paal de grond in gaat. Daarna gaat de bouw voorspoedig. Na de zomer steekt het ijzeren geraamte ver uit boven de blauwe schutting die om het zes voetbalvelden grote terrein is neergezet.

Afbeelding: Stichting Ons Rotterdam

Bouw van de Ford fabriek in Rotterdam (afbeelding: Stichting Ons Rotterdam)

Geen water?
Grondlegger Henry Ford komt op 4 oktober langs om symbolisch de eerste steen te leggen. De Amerikaan is op rondreis door Europa. Voordat hij naar Nederland kwam heeft hij ook al de eerste steen gelegd van een fabriek in Keulen. Eenmaal in Nederland bezoekt hij de bedrijven Wilton en Philips. Daar ziet hij “dat fabrieken in Nederland veel groter zijn opgezet dan hij aanvankelijk had gedacht” (AD, 5 oktober 1930). Dan neemt Ford een voor Rotterdam dramatisch besluit. Hij wil van de fabriek af en weigert de eerste steen te leggen.

Volgens de overlevering zou de Amerikaan hebben gezegd dat de locatie te ver van open water af ligt: “Geen water, geen fabriek.” Inderdaad ligt het terrein zo’n 800 meter van de Benzinehaven vandaan. Maar voor de Nederlandse Ford-directie was de afstand nooit een probleem geweest. Ford vindt de nieuwe fabriek gewoon te klein.

Gesteggel
Ford gooit de deur voor Rotterdam niet helemaal dicht. Hij zegt dat hij geïnteresseerd blijft in een fabriek in Rotterdam. Hij stelt alleen het leggen van de eerste steen uit “totdat de grote[re] fabriek zal worden gebouwd. Dan zal de grote man expressievelijk voor dit doel de grote haringvijver nogmaals oversteken”, schrijft Het Vaderland op 5 oktober 1930.

Maar Ford en Rotterdam worden het niet eens over een nieuwe plek. Ford wil ook een stuk grond naast de bouwlocatie aan het Marconiplein kopen. Maar tussen beide plekken loopt een straat. Ford eist dat die straat wordt afgesloten voor het verkeer, zodat het bedrijf er één terrein van zou kunnen maken. Rotterdam weigert dat omdat een straat zonder verkeer gespuis aantrekt.

Rotterdam komt met alternatieve locaties. Ford zou naar een stuk grond in Charlois kunnen verhuizen, naar het vliegveld Waalhaven of naar Heijplaat, waar het bedrijf een terrein kan bebouwen dat vijf keer zo groot is als de locatie aan het Marconiplein.

Maar er worden geen spijkers met koppen geslagen, zegt directeur Both in het AD: “De gemeente maakte de zaak nooit af. Zij bood wel aan, maar als, zoals met het terrein aan de Heijplaat het geval was, Ford zich bereid toonde te aanvaarden, deed zij verder geen moeite tot een overeenkomst te geraken.”

Amsterdam
Dan is Ford het zat. Het duurt de Amerikaanse autobouwer allemaal te lang in Rotterdam. In 1931 moet er een fabriek zijn. En dus werkt Ford ook aan plan B: toch een fabriek in Amsterdam. In de hoofdstad verlopen de onderhandelingen van meet af aan wel soepel. De gemeente biedt Ford een fors maar nog onontgonnen terrein aan het Noordzeekanaal, groter dan het beloofde stuk grond op Heijplaat, inclusief een eigen haven en andere gunstige voorwaarden.

Begin februari 1931 krijgt Rotterdam een brief van Ford waarin staat verdere gesprekken geen zin meer hebben. Aan het eind van diezelfde maand tekent Ford een overeenkomst met Amsterdam. “Wij hebben Ford!”, juicht de Amsterdamse gemeenteraad in het AD (19 maart 1931). In september 1932 verhuizen de kantoren van de Rotterdamse Galvanistraat naar Amsterdam en een maand later ook de fabriek.

De officiële opening laat dan nog ruim een half jaar op zich wachten. Grote afwezige is Henry Ford. Hij had in 1930 nog zo beloofd om de eerste steen te komen leggen als er een geschikte locatie zou zijn gevonden voor een grotere fabriek. Maar hij vindt in 1933 een telegram voldoende. De fabriek in Amsterdam blijft bestaan tot november 1981.

Dealer
Ondanks dat de autofabriek aan Rotterdam voorbij is gegaan, blijft de locatie aan het Marconiplein in handen van Ford. Er komt een garage in en een exclusieve Forddealer. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen, met beneden de werkplaats, een spuiterij en een showroom en boven het kantoorpersoneel van Ford. In de jaren dertig werken er zo’n 60 mensen, onder wie 45 monteurs.