Maartje Willemsdochter laat een spoor van dood en verderf na in Rotterdam en Brielle. In totaal vergiftigt ze zeven echtgenoten en acht kinderen. Pas als ze ‘omstreeks zestig’ jaar oud is, begint het haar omgeving op te vallen en loopt ze tegen de lamp. In 1628 belandt ze op de brandstapel.

In de zomer van 1628 trouwt Maartje met wever Jan Jansz. Wever. Het is haar derde huwelijk. Steeds waren haar vorige echtgenoten overleden. Haar nieuwe man trekt bij haar in, in haar huis aan het Zuideinde. Erg gelukkig is het huwelijk niet. Het kersverse paar heeft al snel voortdurend slaande ruzie en krap twee maanden later overlijdt Jan.

Argwaan
De buurt is verbaasd over de dood van Jan. De man had een blakende gezondheid. Dan herinnert iemand zich ineens dat Maartje een dag voor het overlijden van haar man rattengif had gekocht. Nu zijn rattenplagen aan de orde van de dag in zeventiende-eeuwse steden. Dus had niemand raar opgekeken van die aankoop. Maar na de onverwachte dood van Jan Jansz. doet het rattengif de wenkbrauwen fronsen. En waren niet al haar echtgenoten na een kort ziekbed overleden?

De baljuw van Brielle, zeg maar de politiechef, hoort de geruchten ook en vertrouwt het niet. Hij laat sectie verrichten op het lichaam van Jan Jansz. En in de ingewanden van de man wordt inderdaad een ‘zekere hoeveelheid rattenkruid’ gevonden. Om welk kruid het precies gaat, is niet duidelijk. ‘Rattenkruid’  kan duiden op arsenicum, maar ook op giftige planten als wolfsmelk of monnikskap.

Bekentenis

De cel waar Maartje in zit

De cel waar Maartje in zit (foto: Paul Verspeek)

Maartje wordt direct opgepakt en opgesloten in de gevangenis achter het raadhuis. Ze komt vrij snel met een bekentenis, die ze volgens haar dossier zonder marteling aflegt: “Ik heb dinsdag bij apotheker Joris van Steenbergen voor een halve stuiver rattenkruid gekocht. Diezelfde avond heb ik twee vingers van dat spul samen met suiker in de wijn gedaan van mijn man Jan Jansz. Wever. ’s Nachts om 3 uur heb ik rattenkruid in het bier gedaan en hem dat te drinken gegeven. Op woensdag 27 september, ’s morgens vroeg, was hij dood.”

Dan vertelt Maartje dat ze nog meer moorden op haar kerfstok heeft. Want ook haar vorige zes (!) mannen had ze vergiftigd, onder wie de Brielse chirurgijn en pestmeester Damiaen van Cruyskercke.

Met Damiaen was ze op 4 oktober 1622 getrouwd. Ook dit zou geen gelukkig huwelijk zijn geweest. Toen hij na vijf jaar ziek werd, deed Maartje mengde hem rattenkruid door zijn medicijn en deed de rest door een maaltje erwten. Korte tijd later overleed Damiaen.

Vóór 1622 woonde Maartje in Delft, Rotterdam en Vierpolders en ook daar zou ze haar echtgenoten hebben vergiftigd door rattengif in hun bier te doen. Ze kocht het gif telkens bij andere apothekers. De moorden konden daardoor lang onopgemerkt blijven.

Kinderen
Niet alleen haar echtgenoten moesten eraan geloven. Maartje vergiftigt ook al haar acht kinderen, zo bekent ze: “Omdat mijn dochtertje Pietertje, die 1 jaar en 3 maanden oud was, altijd ziek was, heb ik voor een halve stuiver rattenkruid in haar pap gedaan. Een andere dochter, die ook Pietertje heette, was een moeilijk kind. Ik heb haar ook vergiftigd. Ze was vijf weken oud.”

Motief
Maartje geeft tijdens haar rechtszaak voor iedere moord een andere reden op. Ze zou telkens de verkeerde mannen zijn getrouwd. Zo zou één man “moeilijk” zijn geweest. Een andere kwam zonder werk te zitten, waarna een leven in armoede dreigde. Weer een andere echtgenoot werd ziek en vroeg teveel zorg. Ook haar kinderen zouden veel huilen en lastig zijn. Eigenlijk houdt ze niet van kinderen, zegt Maartje. Ze vermoordt ze, “zodat ze van hen ontslagen zou zijn.”

Streekarchief Voorne-Putten Rozenburg

Vonnis Maartje Willemsdochter (Streekarchief Voorne-Putten Rozenburg)

Vonnis
De baljuw en de schepenen van Brielle horen de bekentenis met stijgende verbazing aan. Ze hebben nog nooit zo’n zaak meegemaakt. Ze schrijven dat ze de feiten ‘gruwelijk, monsterlijk, vervloekt en abominabel’ vinden. Het dossier bestempelen ze als: “Nooit gehoorde, meer als barbaarse en ongelofelijke wreedheid en moord.”

Maartje belandt op 9 oktober 1628 op de brandstapel op de Markt voor het raadhuis. Al haar spullen worden verbeurd verklaard. Volgens een volksverhaal zouden haar laatste woorden zijn geweest: “Niet zonder God.” Maar dat moet volgens historici met een korreltje zout worden genomen. De uitspraak is weliswaar in witte steentjes aangebracht op de Markt. Maar de herkomst van de tekst is onzeker. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het stadsbestuur van Brielle de daden van Maartje had willen herdenken door haar laatste woorden te vereeuwigen.

Twijfels
Maartje Willemsdochter is de geschiedenis ingegaan als seriemoordenares. Maar klopt haar bekentenis? Emeritus hoogleraar historische criminologie Pieter Spierenburg, in zijn werkzame leven verbonden aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, plaatst er vraagtekens bij. Er staat in haar dossier dat ze de moorden “zonder pijn en ijzeren banden” heeft opgebiecht. Maar het aantal van 15 moorden is zo onwerkelijk dat het niet ondenkbaar is dat ze haar bekentenis verzonnen heeft.

Eigenlijk is alleen de laatste moord bewezen. Mogelijk heeft Maartje haar verhaal zo gruwelijk gemaakt dat haar de doodstraf niet meer kon ontgaan. Spierenburg heeft in zijn eigen onderzoeken vaker gezien dat bekentenissen worden verzonnen. Eigenlijk pleegde zo’n verdachte indirect zelfmoord. Of Maartje dat ook heeft gedaan, zullen we nooit weten. Op 9 oktober 1628 verbrandt ze “tot as en pulver.”