Rotterdam is tijdens de Eerste Wereldoorlog een centrum van internationale spionnen.  Vooral Duitse en Engelse spionnen zijn actief in de grootste havenstad van het neutrale Nederland. Een stad met druk scheepvaart- en reizigersverkeer en vol mensen van verschillende nationaliteiten is de ideale plek voor de spionnen.

 

Foto: Stadsarchief Rotterdam

Foto: Stadsarchief Rotterdam

Spionnenkaart
In het Stadsarchief Rotterdam is de ‘spionnenkaart’ te vinden, een kaart van de Duitsers. De kaart is gevonden in het politiearchief dat in het Stadsarchief wordt bewaard. Het gaat om een door de Duitsers opgemaakte ‘Graphische Darstellung der feindlichen Spionagen Büro’s’. Op de kaart is goed te zien dat Rotterdam het spionagecentrum is. Vertakkingen van de netwerken lopen tot en met Maastricht. Er staan Engelse, Russische, Belgische en Franse kantoren en contactpersonen vermeld.

Duitsers in het Witte Huis
In het Witte Huis in Rotterdam zit al voor de Eerste Wereldoorlog een kantoor van de Duitse Inlichtingendienst, bij het consulaat-generaal van Duitsland dat daar gevestigd is. Vanuit het Witte Huis worden de spionagenetwerken in Nederland zoals ze op de kaart staan, in beeld gebracht.

Een van de spionnen die vanuit het Witte Huis werken is Hilman Dierks. Hij begint zijn loopbaan als beroepsmilitair en wordt al snel na het uitbreken van de oorlog in 1914 ingezet als spion. In december 1914 komt Dierks naar Rotterdam onder de schuilnaam Richard Sanderson. Hij geeft als adres Proveniersstraat 72a op. Verder zegt hij dat hij vertegenwoordiger is van de firma in koloniale waren Tjarks & Lühring.

Edwin Ruis, Spionnennest 1914-1918 (Just Publishers 2012)

Edwin Ruis, Spionnennest 1914-1918 (Just Publishers 2012)

Britse marine
Onder die dekmantel rekruteert Dierks geheim agenten voor de Duitse consul in Rotterdam. Deze agenten, meest jonge mannen, worden ingezet om informatie te verzamelen over de Britse marine. Dierks wordt in juni 1915 gearresteerd op verdenking van spionage. De rechtbank spreekt hem vrij, maar hij wordt toch Nederland uitgezet. In hoger beroep wordt Dierks bij verstek tot een jaar cel veroordeeld. De straf zit hij niet uit, hij wordt nog wel een paar keer in Rotterdam en Den Haag gezien, maar weet wel uit handen van justitie te blijven.

Met een deel van de vijftien door Hilman Dierks gerekruteerde agenten liep het minder goed af. Acht van hen worden in Engeland gepakt en zeven moeten dat uiteindelijk met de dood bekopen.

Britten aan de Boompjes
De Britten runnen hun inlichtingenzaak vanuit het kantoor van de

aan de Boompjes 76a. Het kantoor staat onder leiding van Richard B. Tinsley. Zijn rechterhand is de Rus Dimitry de Peterson, die de bijnaam ’T’ draagt. Op de Duitse spionnenkaart staan Tinsley en T vermeld, net als andere geheim agenten die vanuit Rotterdam werken: Lesdain, Miellet, Van Dijk Korsten, Müller & Co. De Amsterdamse agent van Tinsley is ene Kurt Alfred Tobiansky d’Althoff. In de hoofdstad zijn meer Britse geheim agenten actief: Charles Tripp, A.J. Cook en Carl Wilmer. Het Britse netwerk heeft verder vertakkingen in Utrecht, Heerlen, Maastricht en Vlissingen.

Nederlanders
Centrale figuur aan de Nederlandse kant is François van ’t Sant. In 1906 komt hij in dienst bij de Rotterdamse gemeentepolitie. Vier jaar later krijgt hij de leiding over de Rivierpolitie. In die functie komt hij in aanraking met het inlichtingennetwerk. Het zal een grote rol in zijn leven gaan spelen.

Nederland is neutraal in de Eerste Wereldoorlog maar krijgt dus wel volop te maken met de Engelse en Duitse inlichtingendiensten die rond de haven van Rotterdam opereren. De Nederlandse geheime dienst – de GS III (sectie III van de Generale Staf) is geïnteresseerd in de activiteiten van de Engelsen en Duitsers. GS III doet een beroep op Van ’t Sant.

Die slaagt erin om allerlei gegevens boven water te krijgen, onder meer door het werven van geheim agenten. De gegevens zijn voor de Nederlanders interessant, maar van groot belang voor de Britse geheime dienst met wie Nederland een samenwerking heeft. De geheime activiteiten van politiechef Van ’t Sant worden dan ook grotendeels door de Engelsen betaald. Om de schijn van neutraliteit op te houden, onderhoud Van ’t Sant ook relaties met de vertegenwoordigers van de Duitse inlichtingen dienst in Rotterdam.

Rotterdammers gepakt
Mata Hari is de bekendste Nederlandse uit de Eerste Wereldoorlog die vanwege spionage is geëxecuteerd. In 1917 is zij door een Frans vuurpeloton omgebracht nadat ze schuldig is bevonden aan hoogverraad, spioneren voor de Duitsers.

De Rotterdammers Heicke Janssen en Willem Roos zijn lang niet zo bekend, maar ook deze twee zeelieden zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog geëxecuteerd vanwege spionage. Op 30 juli 1915 staan zij voor het vuurpeloton  in de Londense Tower. Janssen en Roos spioneren overigens niet voor Nederland, zij werken voor de Duitsers. Ze spioneren voor de Duitsers onder dekmantel van de firma Dierks & Co in Den Haag, in werkelijkheid de Nachrichtung-Abteilung van de Duitse geheime dienst, geleid door Hilmar Dierks, die al in december 1914 vanuit Rotterdam zijn werk doet.